Het zuiden van Palawan

Tijdens mijn eerste bezoek aan de Filipijnen in 2011 had ik al mooie verhalen gehoord over Palawan. Vandaar dat de keuze niet moeilijk was om – nu ik voor de tweede keer deze bijzondere Aziatische eilandengroep bezoek – naar Palawan te gaan.

Napsan Beach Palawan

Een ticket geboekt van Manilla naar Puerto Princesa. Puerto, zoals Palawanesen hun hoofdstad liefkozend noemen, is overvol met gemotoriseerde tricycle taxi’s. Dat zijn 125 – 150 cc motoren met een eigenbouw zijspan die aan de voorkant op een misvormde auto lijkt. Je past er met 4 of 5 personen in en wordt door zowel toerist als local veel gebruikt.

Zoals je begrijpt is Puerto geen geweldig visitekaartje van de ware schoonheid die in Palawan te vinden is. Het valt ook meteen op hoeveel westerse toeristen rondwandelen in de straten van Puerto. Dit had ik niet kunnen vermoeden.

Hoewel: Palawan werd in 2016 voor de tweede keer door de lezers van Travel + Leisure Magazine uitgeroepen tot het mooiste eiland ter wereld. Het verhaal in het reismagazine, de marketingmachine en de tamtam heeft zijn effect gehad. Zoveel is zeker.

De grootste attracties liggen in het noorden van dit 600 kilometer lange eiland. Zelfs onze Lonely Planet reisgids is zeer summier als het gaat over wat je kan doen in het zuiden van Palawan. Het komt niet veel verder dan dat het een ‘rewarding trip’ zou kunnen zijn.

Betrouwbaar en regelmatig openbaar vervoer naar alle zuidelijke plekken is lastig te vinden vandaar dat wij besluiten een motor te huren en gewoon te gaan. Gewoon te gaan is doorgaans een goed idee.

We laten de koffer achter in het hotel en nemen alleen het broodnodige mee voor een trip van 6 dagen. Zodra je eindelijk het drukke verkeer van Puerto Princesa verlaat wordt de weg naar het zuiden al snel rustig. De doorgaande weg naar het zuiden loopt aan de oostzijde. We rijden langs rijstvelden en kleine gehuchten. Overal wonen mensen langs de levensader naar het zuiden. Het is arm maar heeft een rustieke schoonheid. Kinderen én volwassen begroeten ons vriendelijk. De weg is het eerste gedeelte tot aan Narra redelijk van kwaliteit. Je wel moet oppassen voor lange scheuren in de lengte van weg. Verkeer is er nauwelijks maar wat er is aan autoverkeer rijdt verschrikkelijk hard.

De eerste avond stoppen we even voorbij Narra. In mijn ooghoek zag ik een reclamebord van een  resort bij een zandweggetje staan. Het Maydavian Resort is van een gewezen Engelse expat en zijn vrouw. Er zijn enkel twee andere gasten.

De volgende dag rijden we via Brook’s point naar Rio Tuba. We zijn al vroeg in Brook’s point. Hoewel we voldoende accommodatie zien besluiten we door te rijden om een dikke regenwolk voor te blijven. Uiteindelijk komen we uit in het stoffige mijnwerkersplaatsje Rio Tuba. Hier hebben we echt niets verloren maar de avond gaat vallen. We vinden een slaapplek in een pension.

Rio Tuba zelf kan je alleen binnen gaan met een visitors pass. Er is veel beveiliging. Toeristen vind je hier niet. Mensen kijken ons verbaast aan. Wij komen van Mars inderdaad. Rond Rio Tuba wordt Nikkel gevonden. Wij krijgen een pasje en eten in het beste restaurant van de stad. Het mag geen naam hebben en lekker was het ook niet.

Volgens mijn navigatie is het mogelijk om in de buurt van Rio Tuba van oost naar west te gaan. Richting Rizal. Na wat zoeken blijkt er een afslag te zijn een 10 kilometer te noorden van Rio Tuba. De weg naar Rizal wordt al snel een slechte zandweg. De regen van afgelopen nacht maakt het er ook niet beter op. Gelukkig hebben een semi off the road motor en zien we de weg die door de bergen voert als een mooie uitdaging.

Het is een prachtige weg. Dichte jungle en kleine rijstvelden met hier en daar een hutje wisselen elkaar af. De kleine nederzettingen die we zien zijn moslim gemeenschappen. Later horen we dat het hier niet altijd even veilig is, hoewel wij alleen maar vriendelijk zijn bejegend.

De afstand van Rio Tuba naar Rizal is minder dan 80 kilometer. Door de slechte wegen rijden we gemiddeld maar 20 kilometer per uur. Silvie zit achterop en wordt niet blij van het constante gestuiter. We stoppen regelmatig. Haast is nergens voor nodig.

In Rizal overnachten we in Greys Inn. Eenvoudig maar goed. Nabij vinden we en een prachtig strand. Rizal heeft veel potentie maar, op een Oostenrijks stel na, geen andere toeristen gezien. Het plaatsje ligt aan een klein stukje verharde weg. Een vijf kilometer buiten het dorp houdt de verharde weg op. De 56 kilometer naar het noordelijke Quezon is bar en boos. Tenminste voor iemand achterop. Als je alleen rijdt met een off road is het dikke fun.

Bij Quezon kan je het eiland weer doorkruizen naar het oosten. We slapen nog een nachtje in Narra om vervolgens op de zesde dag in de avond de motor in Puerto weer in te leveren. Het zuiden was een schitterende ervaring. Stille en mooie stranden, een vriendelijke en open bevolking en prima slaapplaatsen. (De mooiste stranden vind je aan de westkant van Palawan.) Ook het eten was goed. Overal is wel wat lekkers te vinden. Middags vindt je prima buffetmenu’s. Niet te laat komen want dan eet je de restjes.

Relax at White Beach, Port Barton

Het noorden van Palawan is booming. Port Barton hip bij de backpackers. En zolang de verharde weg naar Port Barton nog niet klaar is zou the good fibe nog wel even aanhouden. El Nido is als plaatsje een shit hole. Je kan er echter niet omheen want het Bacuit Baai met de kalkstenen eilanden die als rotsen uit de zee rijzen zijn van ongekende beauty.

Het is werkelijk wonderschoon, zeker zo mooi als Halong Bay in Vietnam of Krabi in Thailand. Je bent er echter niet alleen. Dat avontuur vind je in het zuiden van Palawan. Nu nog wel…

Bangka, bacuit baai

 Bangka in the Big Lagoon
Bangka in the Big Lagoon