Slapende straatverkoopster in Granada, Nicaragua

Veel dorst in Granada, Nicaragua…


Granada, Nicaragua. Een grote hoeveelheid neerslag heeft centraal-Amerika de afgelopen weken in zijn greep gehad. ‘Zwarte oktober’ kopte een krant, vanwege de overstroming en de ellende die het hier teweeg heeft gebracht. Gelukkig laat de zon zich sinds enkele dagen weer zien. Dat geeft me de gelegenheid om een nieuw land te ontdekken: Nicaragua.


Na decennialange onrust tussen de Sandinisten en de Contra’s is er anno 2011 een relatieve rust in Nicaragua. Een goed moment om het land te bezoeken. De Nica’s – een koosnaam voor de Nicaraguanen – zijn een erg vriendelijk volk.


Het land is veel minder ontwikkeld dan het buurland Costa Rica, maar heeft veel te bieden. Als ik door het landschap reis zie ik in gedachten vlagen van Indonesië. Dat is een groot compliment in mijn ogen. In Nicaragua vind je vulkanen, stranden, uitgestrekte regenwouden en een aantal fraaie koloniale steden.


De oude stad Granada bijvoorbeeld (niet te verwarren met haar Spaanse naamgenoot) is een mooie en prettige stad. Het is een lust om door het historisch centrum te slenteren. De vrolijke pastelkleurige huizen krijgen om de paar jaar een andere lik verf – het maakt niet uit welke kleur mits het maar een pasteltint is.


Granada is rijk aan monumentale gebouwen en kerken. Bovendien heeft het een levendig uitgaansleven. De cafés hebben bijna zonder uitzondering pittoreske patio’s. Vandaar dat je met zulke fraaie patio’s vaak dorst heb. Mijn moeder zegt altijd: zoon, je moet veel drinken in de tropen. Dat is in Granada geen punt.